Inpoldering en overstromingen
De bedijkingen langs de Schelde in het gebied van het Markiezaat startten al in de twaalfde eeuw. Door de drainage van de polders en de winning van veen en zout daalde het landoppervlak, waardoor het gebied erg kwetsbaar werd voor overstromingen. De stormvloeden van 1530 (Sint-Felixvloed) en 1532 hadden rampzalige gevolgen in de hele regio. Hoewel delen van het land tijdelijk herdijkt werden, gingen bij de vloeden in 1552 en 1570 veel polders definitief verloren. In het gebied van het Markiezaat lagen onder andere het oude dorp Ossendrecht, Hildernisse, Vijfhuizen en Roversberg en het klooster Emmaus, die samen met de polders verdronken. Een groot deel van het verdwenen land is nooit meer teruggewonnen. Het oude polderland werd doorsneden door geulen en kreken die er onder invloed van het getij zandige slikken en daarna kleiige schorren op afzetten. In het huidige Markiezaat is dat schorren- en krekenlandschap nog te zien.