Mottes en kastelen
De strategische ligging van het Schelde-estuarium heeft zijn sporen nagelaten: Het gebied werd verschillende keren zwaar bevochten en voor de verdediging werd doordacht gebruikgemaakt van wat bodem en landschap te bieden hadden. Restanten van forten, linies, overstromingskreken en andere militaire werken volgen vaak de geologische gradiënten in het gebied.
In de middeleeuwen bouwde men houten verdedigingstorens op steile aarden heuveltjes, mottekastelen. In Zeeland, waar ze vaak ten onrechte ‘vliedberg’ heten, hebben er enkele honderden gestaan. Ook in Vlaanderen kun je nog mottes zien. Daarna kwamen stenen kastelen in de plaats van houten torens. Ze kwamen op strategische plekken: dicht bij de Schelde maar op hoger gelegen gronden. Zelfs op de Brabantse Wal stonden in de middeleeuwen zeker zes kastelen, die op die hoogte van veraf te zien waren.
Stadsmuren en forten
Steden kregen eerst stadsmuren om zich te verdedigen, en vanaf de zestiende eeuw verschenen moderne ‘stervormige’ vestingwerken. De Spaanse omwalling van Antwerpen was de eerste dergelijke realisatie ten noorden van de Alpen en een stukje militaire spitstechnologie. Om de Westerschelde, ondertussen de belangrijkste vaarroute naar Antwerpen, te verdedigen, werd midden zestiende eeuw het Zeefort Rammekens aangelegd. Voor de verdediging van Antwerpen werden in opdracht van Willem van Oranje tussen 1578 en 1582 de forten Lillo en Liefkenshoek gebouwd. Van daaruit kon de Schelde gecontroleerd worden.
Na de Belgische onafhankelijkheid (1830-1839) ontstond een nieuwe grensstreek en werd de Westerschelde militair belangrijker. Om ze verder te beheersen en een aanval vanuit het zuiden te kunnen afslaan, werd aan de zuidkant van Zuid-Beveland Fort Ellewoutsdijk gebouwd, dat overigens nooit dienst deed.
Onderwaterzettingen
De polders in het Schelde-estuarium leenden zich uitstekend voor verdedigingsdoeleinden. Door de dijken door te steken, werden gebieden onder water gezet, om ze voor de vijand ontoegankelijk te maken. Eeuwenlang is die verdedigingstactiek gebruikt: van de Tachtigjarige Oorlog tot in de Tweede Wereldoorlog. De restanten zijn overal zichtbaar.
Veel kreken in Zeeuws-Vlaanderen kwamen er door militaire onderwaterzettingen vanaf het eind van de zestiende eeuw. Door dijken bij Sluis door te steken in de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) stroomde zeewater binnen dat een diepe kreek uitschuurde, het Lapscheurse Gat, een zijarm van het Zwin.
Ook in latere eeuwen werd land om strategische redenen onder water gezet. In het begin van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) werd Weert overstroomd. In de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) werden Schouwen-Duiveland en Tholen door de Duitsers onder water gezet, en Walcheren bij de bevrijding door de geallieerden.
Verdedigingslinies
Nieuw in de Tachtigjarige Oorlog waren ook de verdedigingslinies. Langs de Eendracht kwamen er versterkingen om de scheepvaart te verdedigen. In het noorden van Vlaanderen ontstonden langs de huidige landsgrens de Staats-Spaanse linies. Er zijn nog honderden restanten van die militaire werken, variërend van vestingsteden en forten tot schansen en redoutes.
Een harnas van water, baksteen en beton
Toen België in 1830 onafhankelijk werd, kreeg het strikte neutraliteit opgelegd. Antwerpen werd versterkt omdat de stad en de haven strategisch en economisch zo belangrijk waren. Vanaf 1851 tot midden twintigste eeuw kwam zo een van de grootste Europese vestingen tot stand, met een stadsomwalling, twee fortengordels, schansen, bunkerlinies, defensieve dijken met overstromingszones en een antitankgracht.
Eén eeuw, twee wereldoorlogen
Uit de Eerste Wereldoorlog dateren overblijfselen van de Hollandstelling, een verdedigingslinie in België om een invasie van de geallieerden via Nederland af te wenden. Er was bovendien een elektrische draadversperring om spionnen, smokkelaars en deserteurs tegen te houden.
Uit de Tweede Wereldoorlog zijn veel restanten bewaard van de Atlantikwall, de Duitse verdedigingslinie van de Noorse tot de Franse kust. Het ging om een aaneengesloten linie van kustbatterijen, versperringen en ondersteuningsbunkers. De Schelde gaf zijn naam aan een van de zwaarste slagen in de Tweede Wereldoorlog. De Slag om de Schelde luidde voor Nederland het einde van de oorlog in. De operatie was bedoeld om de toegang tot de Antwerpse haven via de Westerschelde vrij te maken voor de geallieerden.
Ontdekken en beleven
Gereconstrueerde ringwalburgen zijn er in Oost-Souburg en Burgh. De Hoge Wal in Ertvelde, met Neerhof, is een van de best bewaarde mottes in Vlaanderen. De Berg van Troje in Borssele is een Zeeuws voorbeeld. Museum Terra Maris bij Oostkapelle toont een gereconstrueerd mottekasteel.
Onderdelen van de Zuiderwaterlinie/West- Brabantse Waterlinie, zoals Fort de Roovere, zijn gerestaureerd. Dat geldt ook voor de Staats-Spaanse linies, waarover het gaat in Museum het Bolwerk in IJzendijke. Een mooi zicht op een deel van de Staats-Spaanse linies heb je bij de Moerspuische Watergang. Veel forten zijn te bezoeken. Fort Liezele in de provincie Antwerpen werd een museum. Tientallen Antwerpse forten en militaire relicten werden recreatiegebieden ,en langs de antitankgracht vind je boeiende fietsroutes.
In het Mastenbos in Kapellen ontdek je het best bewaarde en grootste geheel van loopgraven uit de Eerste Wereldoorlog in België. Musea over de Tweede Wereldoorlog en de bevrijding zijn er in Nieuwdorp en Maldegem. Overblijfselen van de Atlantikwall zijn op verschillende plekken in Zeeland te bezichtigen. In Antwerpen kun je de commandobunkers bezoeken in Park Den Brandt.