Havens en handelsplaatsen aan de Schelde
Al in de Romeinse tijd was de Schelde een belangrijke transportroute. Over zee gingen producten naar Engeland, Frankrijk en Duitsland. In de late middeleeuwen ontwikkelden havenplaatsen zoals Brugge, Gent, Middelburg, Zierikzee, Veere en Hulst zich tot bloeiende handelsnederzettingen. Aan brede getijdengeulen kwamen voorhavens voor Brugge en Gent. Damme bijvoorbeeld ontstond in de twaalfde eeuw aan de dam die het Zwin afsloot. Later volgden Hoeke, Monnikerede en Sluis als belangrijke handelsplaatsen. Bergen op Zoom ontwikkelde zich in de 13e eeuw tot stad, mede vermaard om zijn jaarmarkten. Dit trok ook handelaren uit het buitenland aan.
Antwerpen was als al in de 13e eeuw een belangrijke haven- en handelsstad. Drie eeuwen later begon het aan zijn bloei toen de Westerschelde de belangrijkste vaarweg werd en Brugge achteruitging door de verzanding van het Zwin en door de Vrede van Cadzand (1492). Antwerpen groeide uit tot een metropool aan de Schelde. Ook Middelburg en Vlissingen profiteerden tot in de achttiende eeuw volop van de internationale handelsvaart, ook dankzij de tol op de scheepvaart van en naar Antwerpen.
Snel transport over water
Eeuwenlang was transport over water de snelste, veiligste en efficiëntste manier van vervoer. Het Schelde-estuarium is een wijdvertakt stelsel van waterwegen, waarin over watergangen en turfvaarten ook handelswaar verscheept werd. In het hele gebied waren er aanlegsteigers, haventjes, sluizen en overzetveren. In Zeeland waren de veren tot ver in de twintigste eeuw een essentiële schakel tussen de eilanden.
Al in de middeleeuwen werden kanalen gegraven om een handelsplaats te verbinden met open water of met andere handelsplaatsen. Zo werd in de twaalfde eeuw het kanaal van het Oude Zwin gegraven om Brugge te verbinden met de zee. Van 1251 tot 1269 werd tussen Gent en het Zwin bij Damme het kanaal De Lieve gegraven. Midden zestiende eeuw verbond de Sassevaart Gent met de Honte.
In de negentiende eeuw werd fors geïnvesteerd in nieuwe waterwegen: de Damse Vaart om Noord-Frankrijk via Brugge te verbinden met Sluis en de Westerschelde, het Kanaal Gent-Terneuzen en het Kanaal door Zuid-Beveland. Dat kanaal van Hansweert naar Wemeldinge zorgde na de aanleg van de Kreekrakdam voor een nieuwe verbinding tussen de Westerschelde en Oosterschelde.
Vergaande ingrepen waren nodig om de Schelde en haar zijrivieren bevaarbaar te houden. Begin twintigste eeuw werd de Schelde rechtgetrokken voor de scheepvaart. Eerder al waren er problemen in de Durme, die na de aanleg van het Kanaal Gent-Terneuzen verzandde. De Westerschelde bevaarbaar houden om de bereikbaarheid van de haven van Antwerpen te verzekeren, is tot vandaag een heet hangijzer.
De eerste wegen over land
Bij oversteek- en aanlegplaatsen aan waterwegen ontwikkelden zich al in de Romeinse tijd nederzettingen zoals Bornem, Waasmunster en Ganuenta. Wegen over land kwamen er het liefst op wat hoger gelegen gedeelten die ook in de winter droog bleven. In de oudste bedijkte gebieden in Zeeland liggen de wegen op de hogere kreekruggen. In de kleinere, laatmiddeleeuwse polders volgen de wegen veelal het dijkenpatroon. De nog jongere, veelal grotere polders worden doorkruist door lange, rechte wegen.
Mensen verplaatsten zich ook over kleinere weggetjes en paadjes. In de Rupelstreek bouwden de steenbakkers vanaf de negentiende eeuw tunneltjes onder de dijkweg, om vlot met de klei door te steken van de ontginningsput naar de steenoven en verder naar de laadkades langs Schelde en Rupel. Sommige zijn nog altijd in gebruik als buurtweg.
Pelgrims, migranten en kunstenaars
Sommige wegen waren in de middeleeuwen bekende routes naar bedevaartplaatsen. Grote steden werkten als magneet voor migranten, geloofsvluchtelingen of mensen op zoek naar werk. Naast kooplieden vestigde zich daar een keur aan ambachtslieden, kunstenaars en geleerden. Zo kwamen in Antwerpen de boekdrukkunst en de cartografie tot ontwikkeling. Na de Val van Antwerpen in 1585 vluchtten veel protestanten naar het noorden, onder andere naar Middelburg, waar ze aan de wieg stonden van een culturele en intellectuele bloeiperiode.
Vanwege zijn mooie landschappen, pittoreske dorpen en haventjes, en monumentale binnensteden had het Scheldegebied een grote aantrekkingskracht op kunstenaars en toeristen. Kustplaatsen als Knokke en Domburg kregen in de negentiende eeuw naam en faam als kuuroord en badplaats.
Ontdekken en beleven langs trage wegen
Het hele gebied kun je te voet en per fiets verkennen langs verschillende routes. Fiets- en voetveren verbinden de oevers. In het Schelde-Durmelandschap zijn wandelroutes uitgezet over ‘trage wegen’. In paviljoen de Notelaer aan de Scheldedijk heb je een mooi uitzicht over het Scheldelandschap. Het Sas bij Bornem is volledig gerestaureerd en is de best bewaarde mechanische sluis van België. Het Markiezenhof in Bergen op Zoom is nu een museum. In de oude abdij in Middelburg zit het Zeeuws Museum. Pittoreske oude havenstadjes zoals Damme, Sluis, Veere en Zierikzee zijn populair bij toeristen. De voormalige scheepswerven van Baasrode in Dendermonde worden uitgebouwd tot een erfgoedsite over scheepsbouw en binnenvaart rond 1900. Over cartograaf Gerardus Mercator uit Rupelmonde gaat het in het Mercatormuseum in Sint-Niklaas. In zijn geboortedorp Sint-Amands is er een museum over de dichter Emile Verhaeren.