Ontstaan van het landschap
Ongeveer 2600 jaar geleden werd de kustbarrière doorbroken, die ontstaan was doordat de zeespiegel minder snel steeg. Door een dalend oppervlak en de uitschurende werking van de getijdengeulen ontstonden er verschillende eilanden, maar die bleven vaak maar een paar eeuwen bestaan door de dynamiek van het getij. Middeleeuwse dijken speelden een grote rol in de ontwikkeling van het kreken- en geulengebied. Vóór de bedijkingen zorgde de getijdenwerking er op een natuurlijke manier voor dat het landoppervlak door de opslibbing van schorren boven de vloedhoogte kwam te liggen. Daardoor lag het land hoog genoeg om er te wonen en om schapen te hoeden. Vanuit verschillende bewoningskernen zijn op de schorren preventief aarden bermen en lage dijkjes aangelegd om extreem hoogwater te keren. Maar dat stuwde ook water op tegen de dijken en soms zorgde het zelfs voor dijkdoorbraken. Daarnaast veroorzaakte het verzande geulen omdat het binnengebrachte zand bij eb niet meer weg kon uit de getijdengeul.