Moervaartdepressie en dekzandrug

De Moervaartdepressie is een groot, laag gebied tussen Mendonk en Stekene in het noorden van Oost-Vlaanderen. Vandaag stroomt de Zuidlede ten zuiden en de Moervaart ten noorden van de depressie. De zuidrand is zacht hellend en grenst aan een vlak gebied met lage zandruggen. De noordelijke rand is steiler en grenst aan de steile zuidrand van de dekzandrug Maldegem-Stekene. De dekzandrug Maldegem-Stekene maakt deel uit van een groter complex van parallelle zandruggen met een oost-westoriëntatie. 

51.210691037914, 3.4526524

Conceptual model of the changing flow patterns during the drying out of the lateglacial lake in the Moervaart depression

Eind weichselglaciaal

De vorming van de dekzandrug Maldegem-Stekene en de Moervaartdepressie op het einde van het weichselglaciaal heeft te maken met een omkering in de stroomrichting van de Schelde van de Vlaamse Vallei naar het doorbraakdal van Hoboken. In eindfase van het weichselglaciaal vormde de wind een aaneengesloten reeks parallelle zandruggen met westzuidwest-oostnoordoostoriëntatie door de bestaande zandvlakte te herwerken. Tussen de cuesta van het Meetjesland en de Wase cuesta vormde een grotere, aaneengesloten zandrug een natuurlijke dam over de grotendeels opgevulde Vlaamse Vallei. Dat blokkeerde de noordwaartse afwatering en er ontstonden verschillende, ondiepe meren langs de steile zuidflanken van de zandrug. De Moervaartdepressie is een overblijfsel van het omvangrijkste en best onderzochte van die meren. 

 

Warandekapel, Moervaartdepressie (gemaakt door Machteld Bats)

Meer

Het laatglaciale meer van de Moervaartdepressie is herkenbaar in de ondergrond als een dikke laag met een afwisseling van kalkrijke, venige en zandige afzettingen. De kalkrijke, venige sedimenten vormden zich in de warme, nattere fasen tot een ondiep meer in een toendralandschap. Dat evolueerde stapsgewijs naar een dieper meer in een open berkenbos. De toegenomen neerslag, plantengroei en bodemvorming lieten in de dekzandrug kalk neerslaan op de bodem van het meer. In een koudere fase vormde de Durme een overloop aan de zuidoostkant van het meer. Daardoor verlaagde het niveau van het meer en ontstond een meer waarin zich veen ontwikkelde. De vlechtende rivierstromen vielen weg en raakten gevuld met veen tot er maar één inloop overbleef. Die laatste stroom evolueerde ongeveer 13.000 jaar geleden naar een meanderende rivier, die het verdwenen meer doorsneed en aansluiting vond met de voormalige overloop (Durme). 

Uitzicht in het Heibos (gemaakt door Walter Jonkers)

Midden tot Laat Holoceen

De bos- en heideontwikkeling op de dekzandruggen vormde bodems die ongeschikt waren voor landbouw. Ontbossing leidde tot een open heide- en graslandschap op de dekzandruggen. Nattere gebieden, zoals de Moervaartdepressie, werden minder intensief gebruikt en bleven bebost. Door de lagere bevolkingsdichtheid kon het natuurlandschap zich herstellen en ontstond een aaneengesloten bosgebied. Intensieve ontginning van dat landschap startte vrij laat in de middeleeuwen onder impuls van de Vlaamse graven. Vanaf de dertiende eeuw ontgonnen abdijen ook de Moervaartdepressie. Die werd drooggelegd door en omgevormd tot weiland. De turfkanalen vervoerden veen dat diende als brandstof. De impact van de abdijen op het landgebruik verminderde vanaf de late zestiende eeuw. In de Spaanse Successieoorlog (1701-1713) werd de Bedmarlinie aangelegd. In de tweede helft van de achttiende eeuw ontstond een nieuw cultuurlandschap. Dat bleef tot WOII stabiel, waarna verbeteringen in landbouw, waterhuishouding en bewoning het cultuurlandschap geleidelijk veranderden.  

Bezoek via: 9990 Maldegem