Ontstaan van het landschap
In de laatste ijstijd was Zeeuws-Vlaanderen een dekzandlandschap. Op het einde van die tijd warmde het klimaat op en steeg de zeespiegel. Door gebrekkige afwatering veranderde het dekzandlandschap in een veenmoeras. Het veen bleef duizenden jaren doorgroeien en rond 750 v.Chr. was heel Zeeuws-Vlaanderen bedekt met veen. In de late ijzertijd begonnen landbouwers de veengebieden te ontwateren. Daardoor zakte het land en kreeg de zee meer grip. Dat leidde ertoe dat Zeeland eeuwenlang overstroomde. Het gebied van Saeftinghe overstroomde vanaf de zevende eeuw n.Chr. Het landschap bleef een getijdengebied totdat de eerste dijken aangelegd werden. De eerste fase waarin het gebied verloren ging, was een militaire onderwaterzetting om de Spaanse bezetter te verdrijven. Waarschijnlijk werden de sluizen bij het dorp Saeftinghe doorgebroken, waarna binnen enkele maanden getijdengeulen opdoken. Pas in 1715 ging de Polder van Namen verloren, nadat een desastreuze vloed de dijken wegsloeg en overstromingen het land veranderden in een schorre.